Deze versie van ONDERGRONDS werd opgevoerd in de Kasteeltuinen Arcen op 21 juli 2024 onder het mom van "kunstenaars aan het werk zien" tijdens het Kunstweekend aldaar. Het is een vroege proto-tekst van een stuk dat – hopelijk – ooit avondvullend zal zijn.
Ik heb mijn moedertaal nooit leren spreken. Ik hoorde haar wel. Natuurlijk hoorde ik haar. Het geritsel van eikenbladeren, het stromen van de Maas en het golven van de heuvels. Alles zong voor haar. Alles zong over haar.
Maar ik heb mijn moedertaal nooit leren spreken. Mensen geloven me niet altijd als ik zeg: ik kom uit uw schoot! En als kind wilde ik niets liever. Ik heb van kinds af aan altijd meegekregen een hekel te hebben aan dit land. Limburg, de provincie die het gemiddelde intellect van Nederland met 10 punten naar beneden haalt. De provincie waar je nooit iets zal bereiken omdat al het échte werk in de Randstad te vinden is. De provincie waar je maar beter zo snel mogelijk weg kan gaan. En haal het maar niet in je hoofd ooit een woord in die taal te spreken!
Dus, als kind besloot ik te vertrekken. Naar het noorden. Ik zou gaan studeren in Leiden en dan dáár een toekomst opbouwen. Want ik kon hier niet blijven. Ik zou logopedie nemen om van dit accent af te komen en dan het bronsgroen eikenhout voor eeuwig achter me laten, mijn geschiedenis diep begraven in de lössgrond van mijn vaderland. Op naar de Randstad!
[Sleinada/Oorsprong, Oorzaeke, Bewys…]
Mijn naam is Nijs Junghans. Ik ben theatertechnicus en -maker. Géén acteur, laten we dat vooropstellen. Maar het idee voor een tekst rondom het thema “Limburg” zat al een tijdje in mijn hoofd. Toen ik afgelopen week de vraag kreeg of ik hier wilde komen optreden, realiseerde ik me dat dit het perfecte moment was om een vroege proto-tekst met jullie te delen. Een soort preview voor een voorstelling die hopelijk over een paar jaar te zien is.
En het begon allemaal hiermee, met dit boekje. Oorsprong, oorzaeke, bewys en ontdekkinge van een godlooze bezwoorne bende nagtdieven en knevelaers, binnen de landen van Overmaeze en aenpalende landstreken ontdekt, met een nauwkeurig getal der geexecuteerde en vlugtelingen door S. J. P. Sleinada. Een hele mond vol, jullie hoeven ‘m niet te onthouden.
Bijna 250 jaar geleden, in 1779, werd dit boekje uitgegeven. Het eerste boek over de Bokkenrijders, geschreven door de pastoor van de plaats waar ik ben opgegroeid; Schaesberg. Natuurlijk was hij geen pastoor meer toen ik er woonde, maar nog genoeg daar herinnert aan hem. Belangrijker nog, aan het drama dat zich bij ons heeft afgespeeld.
De Bokkenrijders. Honderden mensen al dan niet onschuldig ter dood veroordeeld. Ik was nog geen tien jaar oud toen ik het verhaal voor het eerst hoorde, maar ik weet nog goed dat dat de eerste keer was dat ik me echt interesseerde in mijn regionale geschiedenis. Maar trots…
[Mijnlamp]
Hoe kunnen we trots zijn op een bodem, doordrenkt met tragedie? Een bodem, leeggehaald en ingestort. Ik verhuisde naar Heerlen, waar de littekens van de mijngeschiedenis tot op heden zichtbaar zijn. De stad, ooit zó welvarend… Nu een stad waar zelfs haar eigen inwoners vaak niet trots op zijn. Je wil er niet dood gevonden worden, maar de kans is groot. Ik hoor ‘m vaak.
En toch… Onze veerkracht is er een waar menig andere regio wat van kan leren. Misschien kunnen we er zélf nog wat van leren. We gingen van de hoogste heuvel naar het diepste dal, maar zie: we staan weer op.
Pas als we snappen waar we vandaan komen, kunnen we zien hoe sterk we zijn. Wat we overleefd hebben, waar we ons uitgevochten hebben. Hoe we onszelf keer na keer na keer opnieuw uitvinden en een betere versie van onszelf worden.
Mijn eigen bodem was leeggehaald door afgunst voor dit land en stond op instorten. De hoop en de veerkracht die ik vond, vormden de pillaren die ik als kind nooit had aangelegd.
[Pridevlag]
Toen ik nog in Schaesberg woonde, mochten we niet te diep graven voor onze tuin, omdat de grond nog te giftig was na jaren verontreiniging door de mijnen. Hetzelfde wordt gezegd over de sociale grond. Nog geen halve eeuw geleden was de Kerk misschien wel het belangrijkste wat we hadden. Limburg houdt, van alle provincies, het meest vast aan haar Kerk.
En ik ben queer. LHBT’er. Deel van “de gemeenschap”, hoe je het ook wil noemen. Juist op het moment dat ik een beetje trots begon te raken op mijn roots, kwam ik erachter dat ik daaronder viel… En we waren terug bij af.
Want binnen de queer gemeenschap heerst het idee dat de Randstad een soort homowalhalla is. De provincie, of alles wat buiten de Randstad valt, daarentegen, is niet veilig voor mensen zoals wij. Queer mensen voelen zich hier vaak niet thuis en trekken naar daar waar meer van ons te vinden zijn, wat ertoe leidt dat er hier nog minder queer personen zijn, et cetera, et cetera, et cetera.
Met name hier, dat Katholieke Limburg, met haar giftige grond.
[Anthoniusbeeldje]
Maar ik ben óók Katholiek. Nog niet officieel, maar ik ben ermee bezig. Binnen de Kerk kennen we een aantal heiligen. Dit is er één van. Anthonius. We vragen hem dan om hulp, meestal als we iets kwijt zijn. Sleutels, foto's... Thuis.
Het is niet geheel toevallig dat ik hem er even bijhaal. Precies een week geleden nam ik afscheid van Het was Zondag in het Zuiden, waarin hij één van de hoofdpersonen was. Een enorme productie waarin het Limburgse gevierd werd, in plaats van bespot, en waar ik ruim twee maanden lang thuis mocht komen.
Eerder dit jaar mocht ik mee op tour met Medammecour, een Limburgstalige revue die avond na avond volle zalen trok met laaiend enthousiast publiek. Bedenk u, een uitverkocht PLT, 1100 man, iets waar menig productie enkel van kan dromen, voor een Limburgse voorstelling!
Jarenlang werd mij verteld dat theater, nee, alle cultuur uit de Randstad kwam, maar kijk eens naar wat we hier hebben. Kijk eens naar hoe onze cultuur bloeit, ondanks alles. Dankzij alles. Ik ben gewend dat wij, ons accent, onze taal, onze cultuur, in de media bespot worden. Als enige ondertiteld, belachelijk gemaakt. Maar ondanks alles zetten we door. Wij geloven in onze kunst, ook als niemand anders dat doet. Wij hebben hoop, ook als dat tevergeefs lijkt. Wij staan op.
In het geritsel van eikenbladeren, in het stromen van de Maas, in het golven van de heuvels – overal klinkt de liefde van dit land. En ik heb haar gevonden. In haar armen kwam ik thuis.
[Limburgse vlag]
Mijn naam is Nijs Junghans. Die naam heb ik niet voor niks gekozen. Mensen denken soms dat het een Friese naam is, maar het is een naam die meer dan eens voorkomt op de lijst van Bokkenrijders. Onze archieven! Een naam waarmee ik de geschiedenis van mijn land in ere houd. Een naam waarmee ik mijn geschiedenis in ere houd.
Mijn moedertaal heb ik nooit leren spreken, maar mijn liefde is liefde in elke taal.
Reactie plaatsen
Reacties